Publicatie Trots Sint Tunnis
Door Arie Cornelissen
“Ik red me wel.” Dorthy Hoenselaar houdt zich knap staande in het leven waarin ze lange tijd gewoon als ieder ander kon functioneren. Maar nu ze nog maar heel beperkt zicht heeft, is een dobbelspelletje met een kleinkind al een uitdaging geworden.
“Wil je wat drinken?”, vraagt Dorthy. In de keuken schenkt ze koffie in de kopjes. “Heb je het piepje gehoord? Dat is de zogenoemde ‘niveau-indicator’. Dan weet ik wanneer een kopje precies vol genoeg is. Handig." Gemakkelijk beweegt Dorthy (64) zich door de woning waar ze al 33 jaar met haar man Piet woont. “Ik ken hier elk plekje, dat scheelt. Maar als de kleinkinderen er zijn, is het opletten. Er kan zomaar bijvoorbeeld een keer speelgoed ergens liggen.”
Dorthy heeft een oogziekte waardoor ze nu bijna niets meer kan zien. “Als kind waren mijn ogen al niet goed. Waar bij andere mensen de achteruitgang van het zicht meestal een keer stabiliseert, ging ik steeds slechter zien. In 2013 mocht ik niet meer autorijden en zo’n zes jaar geleden kon ik ook niet meer fietsen. Een bril of operatie helpt niet meer. Nu zie ik nog slechts vage contouren en contrasten, in licht en donker. Uiteindelijk valt ook dát weg en wordt ooit alles zwart. Wanneer precies, weet ik niet. Ja, is zeker spannend, al ben ik er ook aan gewend geraakt dat dit mijn lot is. Ik probeer er gewoon het beste van te maken en dat lukt vrij goed.” Dorthy gaat regelmatig wandelend naar haar vader in Ledeacker en doet voor hem de was. Ze past op hun kleinkinderen, bereidt het eten voor als echtgenoot Piet kookt, gaat met de taxi naar de sportschool en geniet van uitstapjes en vakantie. “We zijn net terug uit Friesland. Fraaie uitzichten zijn vanzelfsprekend niet meer aan mij besteed, maar ik kan van zoveel wél nog genieten. Heerlijk.”
Hulphond nodig
Naast veel gebruik maken van de luisterboeken op haar iPhone en fietsen op de tandem, is wandelen één van Dorthy’s hobby’s. “Het is voor mij ook dé manier om mezelf te verplaatsen. Al is dat misschien wel de grootste uitdaging die ik heb. Tjonge, er zijn wat randjes en oneffenheden. Eén keer ben ik flink gevallen. En op het zebrapad ben je ook je
leven niet altijd zeker. Maar verder gaat dat goed. Ik sta op een wachtlijst voor een hulphond. Als ik die krijg, wordt mijn wereld weer wat groter en veiliger. Kan ik ook met het openbaar vervoer reizen.”
Ze wil het liefst zo zelfstandig mogelijk leven en blijven communiceren. “Appjes en mailtjes zet ik om in spraak. Ook een tekst van bijvoorbeeld een tijdschrift kan ik met behulp van een reader laten voorlezen. Braille leren zat er niet in, omdat ik de spierziekte myotone dystrofie heb. Dan is het fijn dat ik met deze middelen goed vooruit kan. Piet leest natuurlijk ook regelmatig iets voor uit de krant. Da’s prettig.” Zelfs musicals bezoekt ze. “Via een koptelefoon krijg ik tijdens de voorstelling extra informatie, bijvoorbeeld wie waar op het podium naartoe loopt. Zo kan ik in mijn hoofd zelf de musical verbeelden.”
Veel onthouden
Als slechtziende moet je volgens Dorthy veel onthouden. “Waar is welke winkel, wat is de goede route, waar liggen obstakels. Maar ook: waar heb ik bijvoorbeeld mijn sleutels neergelegd. Al die informatie opslaan is pittig, maar noodzakelijk.”
Voor de hulphond zoekt Dorthy alvast een afgesloten stuk terrein waar de hond dagelijks zijn energie kwijt kan. Dat is nodig. Zo’n afgebakend stuk grond in Sint Tunnis heeft ze nog niet gevonden. “Als iemand een tip heeft, is die heel welkom.”
Ondanks haar handicap ziet Dorthy de toekomst positief in. “Natuurlijk, het doet wel eens pijn dat ik mijn jonge kleinkinderen niet kan zien. En dat als ze spontaan roepen ‘hé oma moet je dát eens zien’, ik daar niet altijd meteen op reageer. Soms maak ik dan een grapje. Nee, het woord ‘zien’ is voor mij niet beladen. Ik zeg gewoon ‘tot ziens’ als iemand gaat. Maakt me niks uit, glimlacht ze.”